Wezen in Nederland
Jaarlijks verliezen meer dan 6000 minderjarige kinderen een of beide ouders
In 2013 heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek een rapport opgesteld over halfwezen en wezen in Nederland. Eind 2011 waren er 34.000 minderjarigen die een van hun ouders hadden verloren en van 330 van hen zijn beide ouders overleden. Jaarlijks worden meer dan 6.000 minderjarigen wees of semi-wees. Kinderen leven na het verlies van hun moeder vaker in een stiefgezin, pleeggezin of zelfstandig dan na het verlies van hun vader.
Meerderheid verliest vader en wordt halfwees in puberteit
Eind 2011 woonden er 3 miljoen minderjarigen in Nederland. In de periode 1995-2011 verloren gemiddeld 6.400 minderjarige kinderen een of twee ouders per jaar. Dit aantal is in deze periode licht gedaald. Ongeveer een op de vijf heeft dit voor de leeftijd van zes jaar. De helft is wees of halfwees tijdens de puberteit (12 tot 18 jaar). Twee op de drie van deze minderjarigen verliezen hun vader.
Relatief vaak naar een pleeggezin of zelfstandig wonen na het verlies van een moeder
Minderjarige halfweesjes wonen in de meeste gevallen bij de langstlevende ouder, vooral als het verlies recent was. Eind 2011 woonde 78 procent van de minderjarigen van wie de vader overleed bij de alleenstaande moeder en 18 procent bij de moeder en haar nieuwe partner. Als de moeder stierf, woonde 64 procent bij de alleenstaande vader en 22 procent bij de vader en nieuwe partner. Na het overlijden van de moeder woonde 14 procent van de minderjarige halfwezen in bijvoorbeeld een pleeggezin of alleen.